Kloosterboer stam bij Heiligerlee / Scheemda
In ca 1223 werd westelijk van Winschoten een Klooster gesticht, dat de naam Mons Sinaï zou dragen. De stichter was Herdericus van Schildwolde; het was een Vrouwenklooster van de orde der Premonstratenzers. Over de periode vanaf 1290 tot de Reformatie is weinig bekend.
In 1595 bleek het grondbezit van Heiligerlee een omvang van ca 1473 ha te hebben.
De bekende “Slag bij Heiligerlee” in het jaar 1583 heeft in de directe omgeving van het Klooster plaatsgevonden. Rond 1600 werden de kloosterkerk en andere gebouwen verkocht om de kloosterschulden te verminderen. In 1839 waren nog enkele delen van een kloostermuur te zien. Het klooster werd ook vaak aangeduid als “Kloosterholt”.
Op een kaart uit 1745 blijkt, dat het gebied vrijwel onbewoond was en dat ten zuiden van de boerderij “de Hoogte” een bos was.
De bewoners van deze streek kerkten in het dorp Westerlee, waar na de opheffing van het Klooster, rond 1600 een kerk was ontstaan.
Bronnen: Groninger Kloosters, red. C. Tromp. ISBN 90-232-2516-3 van Gorcum.
En Westerlee-Heiligerlee, K.B. Haan. ISBN 90-71121-03-8.
De naam Kloosterboer bij dit Klooster is op de volgende manier ontstaan:
In Winschoten trouwde in 1779 een AijoltTjapkes geboren onder Winschoten-Zuiderveen met Wupke Jans die in 1757 was geboren op de boerderij “de Hoogte” op Kloosterholt.
Zij werd gedoopt in de Hervormde Kerk in Westerlee. Haar ouders hadden in 1756 de boerderij met kloosterplaats en omliggende gronden aangekocht van de Stad Groningen.
AijoltTjapkes nam in 1811 de familienaam Kloosterboer aan. Vanaf die tijd heeft een Kloosterboer gewoond en gewerkt op deze plaats. De laatste was Aijolt Kloosterboer, die de oude kloosterplaats in 1970 heeft verkocht. De boerderij kreeg een woonbestemming; het grondgebied werd later voor een groot deel door Staatsbosbeheer als natuurgebied in gebruik genomen.